Kies afzonderlijke artikelen in de volgende tabel voor gedetailleerde informatie, meer afbeeldingen en documenten.
Cementreparatieplamuur CERAfix® 202
Kunststofhoudende, stabiele cement-reparatieplamuur voor laagdiktes van 2 mm tot 20 mm voor wanden en vloeren CT-C25-F4
Registreer nu voor toegang tot meer dan 125.000 producten
Varianten
Registreer nu voor toegang tot meer dan 125.000 producten
Duurzame toepassing
- Geschikt voor vloeren, wanden en plafonds
- Loopt op verticale oppervlakken niet uit
Snel uithardend
- Verkort wachttijden
- Snelle opbouw van lagen
Lage trekspanning en krimp
- Snelle uitharding
- Sneldrogend
Makkelijk aan te brengen
Glad aan te brengen en zuinig in gebruik
Bevat kunststof
Uitstekende hechting aan alle standaardondergronden
Bestand tegen water en temperatuurschommelingen zoals vriezen/dooien
- Geschikt voor gebruik binnen en buiten
- Ook in combinatie met Würth contactafdichting* te gebruiken in natte ruimten en zwembaden waar hoge druk kan optreden
Getest volgens EN 13813
- Brandgedrag: Kl. A1/A1n
- Vrijkomen van corrosieve stoffen: CT
- Drukvastheid: C25
- Buigvastheid: F4
- Niet geschikt als bovenlaag zonder extra bekleding of bovenlagen!
- Voeg de juiste hoeveelheid water toe! Het toevoegen van meer water leidt tot minder sterkte en een grotere krimp. Dergelijke lagen met lage sterkte hebben een verminderd draagvermogen, daarom raden we aan ze te verwijderen!
- Voeg geen water of verse voegenmortel toe aan CERAfix 202 dat al is begonnen te harden om het opnieuw te kunnen verwerken. Dit kan leiden tot verlies van sterkte!
- De eigenschappen van het substraat zijn essentieel als het gaat om het verzekeren van een succesvolle toepassing van het product; het substraat moet daarom zorgvuldig worden voorbereid, gereinigd en geprimerd!
- Als het vocht te snel aan de vloer wordt onttrokken, bijvoorbeeld door verwarming van de ruimte, sterk absorberende ondergronden, tocht, direct zonlicht, enz. bestaat er een risico op barsten!
- De ruimte moet worden geventileerd, maar voorkom tocht en direct zonlicht tijdens het verwerken en tijdens het uitharden. Tijdens aanbrengen en in de week daaropvolgend mag de temperatuur in de ruimte en van de vloer niet lager zijn dan 5 °C! Tijdens de eerste 3 dagen mogen geen ontvochtigers worden gebruikt!
- Uitbloeiing van sulfaten of in water oplosbare vloerbedekkinglijmen moeten volledig worden verwijderd!
- Verwijder grote hoeveelheden oude, waterbestendige vloerbedekkinglijmen met gereedschap. Kleine hoeveelheden waterbestendige vloerbedekkinglijmen op basis van dispersie (oppervlaktepercentage < 20 %/m², gelijkmatig verdeeld) kunnen op de ondergrond achterblijven. Reinig de ondergrond en breng een laag primer CERAfix 103 of CERAfix 203 aan, bestrooi met voldoende TEGAfix 430 kwartszand en zuig het zand zodra de reactie heeft plaatsgevonden op! De maximale dikte van één laag mag niet meer bedragen dan 20 mm!
- Niet geschikt voor gebruik op gegoten tarmac dekvloeren!
- In het geval van kalksulfaatafwerkbalk mag het CM-vochtgehalte zonder vloerverwarming niet meer bedragen dan 0,5 % en bij vloerverwarming 0,3 % op het moment van egalisering met CERAfix 202. Prime grondig met CERAfix 103 of CERAfix 203 en bestrooi met voldoende TEGAfix 430 kwartszand! Veeg, nadat een reactie is opgetreden (ca. 16 uur), het overtollige kwartszand weg en zuig het op. Gebruik vervolgens CERAfix 202 om de laag glad te maken tot een maximale laagdikte van 20 mm. Latere vochtindringing dient te worden voorkomen.
- Contact tussen de mortel op cementbasis en de magnesiet dekvloer leidt tot schade aan de magnesiet dekvloer als gevolg van de chemische reactie "uitzetting van magnesia". Latere vochtbelasting van de ondergrond moet met passende middelen worden voorkomen. Magnesiet ondergronden moeten mechanisch worden geruwd en geprimed met epoxyhars CERAfix 103 of CERAfix 203. Strooi de epoxyharslaag royaal af met kwartszand met korrelgrootte 0,5-1,0 mm. Na ongeveer 16 uur* kunt u een volgende laag aanbrengen. De maximale dikte van één laag mag niet meer bedragen dan 20 mm!
- Houd rekening met randvoegen, begrenzingsvoegen, bouwnaden en bewegingsvoegen. Deze moeten op de opgegeven locatie worden overgedragen of geïntegreerd en met geschikte middelen worden onderdrukt, bijv. kantstroken! Schijnvoegen moeten worden uitgesneden zodra CERAfix 202 tot een derde van de dikte van de aangebrachte laag is uitgehard!
- Gebruik alleen schoon gereedschap en schoon water!
- Om vast te stellen hoe hard de bekleding is, voert u een vochtmeting uit met het CM-apparaat.
- Volg de instructies op de technische gegevensbladen van de gebruikte producten!
- Bescherm oppervlakken die geen behandeling vereisen tegen blootstelling aan CERAfix 202!
- Neem de geldende voorschriften in acht!
Bijvoorbeeld:
- DIN 18157
- DIN 18352
- DIN 18560
- EN 13813
- DIN 1055
- TKB-informatiebladen van Industrieverband Klebstoffe e.V. (Industry Association of Adhesives)
- BEB-informatiebladen, gepubliceerd door Bundesverband Estrich und Belag e.V. (federale vereniging voor dekvloeren en vloerbedekking)
- Technische informatie "Interfacecoördinatie voor verwarmde vloerbouw".
- ZDB-informatiebladen, gepubliceerd door de Duitse vereniging voor de tegelindustrie.
CERAfix 202 wordt gebruikt voor het plamuren van oneffen betonnen plafonds, wanden en vloeren conform DIN 1045, pleisterwerk van mortelgroep PII en PIII, metselwerk, verwarmde en onverwarmde cementdekvloeren conform DIN 18560 en sneldrogende cementdekvloeren. CERAfix 202 is in combinatie met een Würth-contactafdichting geschikt voor buitentoepassingen, zwembaden, alsook voor omgevingen die blootgesteld zijn aan vocht. CERAfix 202 wordt aangebracht in een laagdikte van 2–20 mm.
- 1. De te behandelen ondergronden worden meestal voorzien van CERAfix 101 of CERAfix 102 primer met een mengverhouding van 1:3. Stabiele, keramische en gladde cementgebonden ondergronden die u met CERAfix 202, CERAfix 103 of CERAfix 203 wenst te egaliseren, dient u te schuren, reinigen en van een grondlaag te voorzien. Royaal afstrooien met kwartszand met korrelgrootte 0,5 – 1,0 mm. Na uitharden aanvegen en stofzuigen!
- 2. Meng 25 kg CERAfix 202 met 4,7 tot 5,0 liter water tot een klontervrije gladde massa. We raden aan hiervoor een roerwerk van Würth te gebruiken bij een toerental van ca. 500-700 omw/min. Laat het product korte tijd rusten en roer het vervolgens nog eens door. Mengtijd: ca. 3 tot 5 minuten.
- 3. Vervolgens een contactlaag aanbrengen en in de gewenste laagdikte op de gegronde ondergrond aanstrijken of aanwerpen en daarna egaliseren.
- 4. Afhankelijk van de omgevingscondities, de laagdikte en de ondergrond, kan na ca. 50–90 minuten met een vochtig sponsbord gewreven en vervolgens gladgestreken worden. Zodra de eerste laag stabiel maar nog zichtbaar vochtig is kunt u de volgende lagen aanbrengen. Lijkt de eerste laag al droog, breng dan een laag CERAfix 101 of CERAfix 102 primer aan. De totale laagdikte mag niet meer bedragen dan 15 mm.
- 5. U dient uithardend CERAfix 202 te beschermen tegen snelle vochtonttrekking, bijvoorbeeld als gevolg van direct zonlicht, hoge temperaturen en tocht. U kunt na ca. 4 uur* op CERAfix 202 tegelen. Voor andere oppervlakken eerst het resterende vochtgehalte controleren met behulp van het CM-apparaat. Neem altijd het toegestane vochtgehalte in acht zoals vermeld in de technische documentatie. De CM-meting dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de huidige vaktechnische informatie "Coördinatie van aansluitingen bij verwarmde vloerconstructies"
Ondergrond:
De ondergrond moet massief, dragend, schoon, droog en vrij van scheidingsmiddelen zijn. Scheidende materialen of lagen, zoals sinterlagen, stof, olie, enz., dienen op de juiste wijze te worden verwijderd met behulp van zandstralen, frezen, afzuigen en/of ontvetten. Instabiele zones tot op de stabiele kern verwijderen. Het oppervlak dient voldoende belastbaar te zijn voor de krachten die erop zullen worden uitgeoefend - zie DIN 1055. Bij dekvloeren op scheidende of isolerende lagen dient u de mate van uitharding te controleren voordat u CERAfix 202 aanbrengt om te voorkomen dat de dekvloer (verder) vervormt ten gevolge van krimp. Krimp dient zo veel mogelijk vermeden te worden. Het CM-vochtgehalte mag voor cement dekvloeren niet hoger zijn dan 2,0 CM% voor dekvloeren op een isolatie- of scheidingslaag, niet hoger dan 0,5 CM% voor gipsdekvloeren zonder vloerverwarming en niet hoger dan 0,3 CM% voor gipsdekvloeren met vloerverwarming. Latere vochtindringing dient te worden voorkomen.
Tijdens aanbrengen en in de week daaropvolgend mag de temperatuur van de lucht, het materiaal en het basismateriaal niet lager zijn dan +5°C.
RAL-kleurnuance selecteren
!! LET OP: De beeldschermweergave van de kleur wijkt af van de echte kleurnuance !!